image
Vellah

De 8 mooiste nationale parken van Europa (waar je nog nooit van hebt gehoord)

Eigenlijk hebben we geen idee hoeveel nationale parken Europa precies telt. Het moeten er ongeveer vijfhonderd zijn, en de parken zelf zijn net zo divers als het natuurbeleid in de verschillende Europese landen. Zo telt Nederland sinds kort maar liefst 22 nationale parken, terwijl landen als België en Portugal het bij één nationaal park houden. We nemen mee naar acht parken waar je waarschijnlijk nog nooit van hebt gehoord.

1. Koerse Schoorwal, Litouwen en Rusland

Koerse SchoorwalFoto: iStock

Tussen Klaipėda (Litouwen) en Zelenogradsk (Rusland) ligt de bijna honderd kilometer lange Koerse Schoorwal, een kwetsbare zandtong die op sommige plaatsen niet meer dan vierhonderd meter breed is. Hier vind je de hoogste duinen van Europa – sommige tot wel zestig meter hoog – in een steeds weer veranderend landschap van verstuivend zand. Deze Unesco-Werelderfgoedsite telt twee nationale parken, met de voormalige artiestenkolonie Nida als populairste uitvalsbasis. Het moet gezegd: de natuur wordt beter beschermd in het Litouwse park, waar nergens afval ligt en de dorpen een beter onderhouden aanblik bieden dan bij de buren. Wie de Russische grens oversteekt (en dat is sinds de introductie van het e-visum voor de regio Kaliningrad in 2019 een stuk eenvoudiger en goedkoper) vindt daar wel nóg hogere zandduinen, getijdenpoelen vol amber aan de Oostzee en de wild kronkelende, scheefgegroeide bomen van het Dansende Bos – dat bij de lokale bevolking (uiteraard) bekend staat als het Dronken Bos.


2. Basilicata, Italië

Basilicata-PollinoRobertoFoto: Louise ten Have

We geven ’t meteen toe: hier smokkelen we een beetje, want de ondergeschoven regio Basilicata in Italië telt niet één, maar wel twee onbekende nationale parken, te weten Pollino en Appennino Lucano Val d’Agri Lagonegrese. Het moeilijk toegankelijke Pollino is het grootste nationaal park van Italië en de onmetelijke wouden van Bosnische dennen bieden dan ook dagenlang verdwaalplezier. Wie zich boven de boomgrens waagt in dit deel van de Apennijnen met tal van pieken boven de tweeduizend meter, kijkt uit op de Tyrreense Zee in het westen en de Ionische Zee in het oosten. Nationaal Park Appennino Lucano Val d’Agri Lagonegrese is even rijk aan boomsoorten als aan lettergrepen, met dichte beukenbossen en moseiken hoog in de bergen en karakteristieke witte abelen, donzige eiken en haagbeuken in de dalen. Sla bij een bezoek aan dit park de dramatisch tegen de bergwand geplakte dorpen Pietrapertosa en Castelmezzano niet over, twee van I Borghi più Belli d’Italia.


3. Rago, Noorwegen

elanden in nationaal park Rago NoorwegenFoto: iStock 

Wie Nasjonalpark Rago in Noorwegen wil bezoeken moet stevig in zijn of haar (wandel)schoenen staan: hier rijd je niet even heen om snel een paar kiekjes te maken. Sowieso kom je de bijna vijftig nationale parken van Noorwegen niet in met je auto. De Noorse natuur wordt strikt beschermd en dat betekent dat bezoekerscentra, accommodaties en zelfs wegen buiten de parkgrenzen liggen. Rago is een van de kleinere nationale parken en ligt honderd kilometer boven de poolcirkel in de provincie Nordland. Een monsterhike van 24 kilometer voert door uitgestrekte wouden waar elanden, rendieren en veelvraten leven. Wie massief graniet en steile richels trotseert, wordt beloond met een adembenemend uitzicht over de diepe vallei die de meanderende Storskogelva heeft uitgesleten en waar het water van bergmeer Litlverivatnet met bulderend geraas de diepte in stort. De mooiste plekken om je tent op te zetten vind je aan het Litlverivatnet of het verderop gelegen Storskogvatnet.


4. Podyjí, Tsjechië

Podyí-TsjechiëFoto: iStock 

Tussen 1950 en 1990 werd er in Podyjí, het kleinste nationale park van TsjechiëWie is de mol? in het werkelijke leven gespeeld. Het natuurgebied maakte deel uit van het IJzeren Gordijn en vormde daarmee een gevoelige grenszone tussen Tsjechoslowakije en Oostenrijk. Het ongerepte rivierdal was voor vrijwel iedereen verboden gebied en daar heeft de natuur hier in het zuiden van Moravië volop van geprofiteerd. Ingeklemd tussen kastelen en ruïnes meandert de Dyje tussen Znojmo en Vranovnad Dyjí door een ongekend gevarieerd landschap van duizelingwekkende rotswanden, dichte groene bossen, heidevelden en steppeachtige vlaktes. Ook de flora en fauna van Podyjí zijn uniek: in het park zijn maar liefst 65 zoogdiersoorten en 199 soorten vogels waargenomen. En al zijn toeristen er tegenwoordig welkom, toch behaalt Podyjí van alle nationale parken in Tsjechië nog altijd de laagste kijkcijfers. Aan degenen die er geweest zijn: speel het spelletje alsjeblieft nog even mee en bewaar dit geheim ... 


5. Kornati, Kroatië

NationaalParkKornati-KroatiëFoto: iStock 

Geen winkels, niet meer dan een handvol restaurants (die alleen in het hoogseizoen geopend zijn) en vakantiehuisjes waar de elektriciteit het maar een paar uur per dag doet. Voor het echte Robinson Crusoe-gevoel kun je in Kroatië in Nationaal Park Kornati terecht. De beste manier om de 89 eilandjes te bezoeken is met je eigen jacht. Of huur een huisje voor een week, pluk verse vijgen en vang zelf vis voor op de barbecue. Bij de meeste huisjes krijg je je eigen bootje, waarin je de Dalmatische karstkust op je gemak verkent en in een baai naar keuze een duik in het kristalheldere water van de Adriatische Zee neemt. Iets minder extreem en afgelegen, maar qua landschap vergelijkbaar zijn de steile kliffen van Telašćica op het nabijgelegen eiland Dugi Otok. Hiervoor heb je geen eigen boot nodig en de jaarlijkse ezelrace is een evenement om niet snel te vergeten.


6. Aggtelek, Hongarije

Aggtelek-HongarijeFoto: ANP

Waar de meeste nationale parken in het leven zijn geroepen om hun uitzonderlijke biodiversiteit te beschermen, ontleent Aggtelek zijn bestaansrecht aan een verborgen wonderwereld van stalagmieten en stalactieten. De 712 (!) karstgrotten van Aggtelek staan op de werelderfgoedlijst van UNESCO en lopen in sommige gevallen, zoals de 25,5 kilometer lange Baradlagrot, ondergronds door tot over de Slowaakse grens. Voor grottentours kun je afdalen vanuit de dorpen Aggtelek en Jósvafő, waar je vanuit een huzulemanege paardrijtochten kunt maken op sterke Karpatenpony’s. Wie nog dieper wil afdalen in de stenen labyrinten én geen last heeft van claustrofobie kan zich aanmelden voor vier tot zeven uur durende speleologietours. Ook bovengronds valt er in dit park voldoende te ontdekken: een karstlandschap vol prachtige wilde bloemen, vuursalamanders, johannisskinken, smaragdhagedissen, herten, everzwijnen, wilde katten en 21 vleermuissoorten. Ook wolven en lynxen laten zich de laatste jaren weer steeds vaker zien in dit deel van Hongarije.


7. Peneda-Gerês, Portugal

Peneda Gerês PortugalFoto: iStock 

Portugal heeft zoals gezegd maar één nationaal park, maar wát voor een! In de afgeronde graniettoppen van het noordelijke grensgebied met Spanje hebben wind en water een gigantisch amfitheater uitgesleten. Acht- tot zesduizend jaar geleden werden er in het onherbergzame Peneda Gerês al hunebedden gebouwd en wie door het park wandelt maakt een ware reis door de tijd. Van prehistorische rotstekeningen loop je over Romeinse wegen en bruggen naar het verdronken dorp Vilarinho da Furna of de espigueiros van Soajo. Laatstgenoemde zijn eeuwenoude granieten graanschuren, waar de geharde inwoners van deze streek hun oogst beschermden tegen ratten en ander ongedierte. De meeste bezoekers stellen zich tevreden met de klaterende watervallen en religieuze schrijnen in de buurt van de spaarzame toegangswegen, maar wie dieper het park in trekt maakt kans om zeldzame dieren te spotten zoals de Iberische wolf, Spaanse steenbok, goudstreepsalamander, wipneusadder of Pyrenese desman – een molachtig zoogdier dat in koude, snelstromende bergbeekjes leeft.


8. Snæfellsjökull, Ijsland

Snaefellsjökull-IjslandFoto: iStock 

Volgens geologen is de 1446 meter hoge Snæfellsjökull een slapende vulkaan, maar de IJslanders zelf weten wel beter. De enige die hier slaapt is de halfreus Bárðr, beschermgeest van het Snæfellsnes-schiereiland. Nationaal Park Snæfellsjökull is een van slechts drie nationale parken van IJslandwhy bother, als de natuur het hier toch overal voor het zeggen heeft? Het park ligt aangenaam ver van de drukbezochte Golden Circle en Ring Road en is vooral populair bij de inwoners van Reykjavík. Buiten het seizoen heb je de zwarte kliffen, de door de oceaan uitgesleten rotsboog Gatklettur en de grillige lavavelden voor jezelf. Hier dwaal je door het verlaten vissersdorp Beruvík, balanceer je op de kraterrand van de uitgedoofde vulkaan Saxhóll of kies je voor een work-out bij Djúpalónssandur door stenen te tillen waarmee de Vikingen hun kracht testten. Wij kwamen niet verder dan hálfdrættingur, waarmee je in de Vikingtijd een modderfiguur sloeg ... 


Dit artikel verscheen eerder in Columbus-editie 97. Wil je nog meer tips over Europa en ver daarbuiten? Sluit een abonnement af op Columbus en ontvang gratis onze special In Eigen Land


Nog meer reisinspiratie? Volg Columbus Travel op Facebook en/of Instagram en meld je aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief!