Peru

Reisgids

Nieuws

Beste reistijd

Regio's en steden

Foto's

Praktisch

Peru image

Klei likken in de Amazone jungle

Peru
Zuid Amerika
Neretslok

Klei likken in de Amazone jungle

Ver weggestopt in het uiterste oosten van Peru ligt het deel van de Amazonejungle, dat daar het Tambopata National Reserve heet. Het strekt zich uit aan beide kanten van de Tambopatarivier. Je komt er door te vliegen naar de junglestad Puerto Maldonada, waar de rivieren Tambopata en Madre de Dios samenvloeien. Van hieruit moet je nog zo’n vijftig kilometer per kano over de Tambopata om een junglecamp te bereiken. Als je dan nog zeventig kilometer verder vaart kom je bij één van de ‘kleilikken’ . Het is niet op één dag te doen, dus verblijf in het kamp is onontkoombaar, en ook nog eens erg leuk.

Kleilikken zijn wanden van klei nabij de rivier, ontstaan door een hoogteverschil in het landschap. Zij bevatten veel gezonde mineralen. De ara’s en papegaaien van het Amazonewoud hebben dit ontdekt en zijn er zelfs van overtuigd dat dit goed is  voor hun gezondheid en dat ze dit dus nodig hebben. Bijna iedere morgen, het weer moet natuurlijk wel meezitten, komen zij in groten getale naar deze kleilikken, waarvoor ze wel veertig tot vijftig kilometer hebben moeten vliegen.Niet alleen papegaaien hebben ontdekt dat kleilikken interessante plekken zijn, ook de mens heeft het, zij het vooralsnog in beperkte aantallen, ontdekt.

Toen wij hierover enkele jaren geleden lazen, was onze eerste gedachte: hier willen wij heen!! Het ligt allemaal wat excentrisch en je moet er dus wel iets voor over hebben. Maar als je echt voor iets gaat, zet je vooral door en je zult het bereiken. Toen wij familie en bekenden over onze plannen vertelden, werden de hoofden vooral weer meewarig geschud. Dit aardige stel was nu toch wel heel erg aan het afglijden. Maar onze passie voor het onbekende, het exotische en bijna onbereikbare en moeilijk begaanbare won het. De kleilik ging het worden. We combineerden dit met een rondreis door Chili en Peru, al moesten we er wel nogal voor omvliegen.

En daar zitten we dan. ‘s Ochtends om half vier in de gemotoriseerde kano. Met een behoorlijke gang er in scheuren we over de Tambopatarivier. Het heeft de afgelopen dagen flink geregend en iedereen die de jungle kent weet dat het dan redelijk onbegaanbaar is in het bos. De regen lijkt echter plaats te maken voor mooi onbewolkt weer en door deze overgang van vochtig naar warmer weer hangt een dikke brij mist boven de rivier. In eerste instantie gaat het nog wel: zelfs wij kunnen de groene oevers (in het nachtelijk donker een zwarte vlek links en een zwarte vlek rechts) nog ontdekken. De rivier zelf wordt een witte vlek. 

Niet lang daarna wordt het een dikke mistvlakte: links en rechts zijn de oevers niet meer te zien. De wereld is een schimmige vage grijswitte vlek geworden. Wij zien geen hand voor ogen en zelfs elkaar bijna niet meer. We voelen ons als een blinde die niet weet waar hij is en alleen maar razendsnel vooruit geduwd wordt. Het verbaast ons hoe de schipper hier zijn weg weet te vinden. Wij twijfelen er niet aan, dat hij de rivier ter plaatse goed kent, maar zelfs voor hem moet het onmogelijk zijn om hier nog iets te zien. Bovendien kan hij onmogelijk alle hobbels en bochten van de zeventig kilometer lange rivier kennen. En vooral niet de vele boomtoppen, boomstronken en rotsige eilandjes in de rivier.

Vooralsnog vaart hij door. Soms minder hij vaart en dan blijken we vlak langs een oever te varen, ik zie de kant snel op me afkomen en kan hem bijna aanraken. Snel corrigeert hij dan weer en we gaan door de witte schimmenwereld weer verder. Dan ineens, voordat we het goed beseffen, liggen we stil. Met een harde klap en flink gekraak landen we op een rots in de rivier. Lione roept meteen: “ We gaan in het water belanden, let maar op, nu gaan we, hou je vast”. 

Ik voel instinctmatig op de vloer van de boot maar ik voel gelukkig (nog) geen water. Nu nog los zien te komen. Met veel power lukt het om achteruit het water weer in te varen. Het duurt tergend lang voordat de zon het een beetje begint over te nemen van de mist. Maar de zon wint de strijd hier altijd. Ik zie de oevers weer, en de rivier. We landen bij Chuncho, een eilandje midden in de brede rivier. We stappen aan land en wandelen via een modderig en zompig pad naar de kleilik. We positioneren ons op ongeveer dertig, veertig meter van de kleilik. Er zitten al papegaaien in de toppen van de bomen, klaar voor het feestmaal dat straks zal beginnen.

Er zijn veel roofdieren in de buurt, die denken hun kans schoon te zien zodra de nietsvermoedende vogels aan hun dagelijkse likje beginnen. Maar de papegaaien zijn natuurlijk niet gek. Ze weten dit en ze sturen eerst de dapperste naar beneden, richting kleilik. Steeds een takje lager gaat hij, totdat hij het veilig genoeg vindt om op de kleilik te springen. Er volgen nog een paar vogels, ze blijven het angstig vinden. 

En dan ineens, op een voor ons onzichtbaar teken, nemen alle vogels bezit van de lik. Tientallen zitten er en nog eens tientallen komen er aan vliegen. Het is een kleurrijk spektakel. Als er ook maar eentje onraad meent te ruiken, fladdert hij schreeuwend weg en de rest volgt onmiddellijk. Het is meestal loos alarm en allen keren weer terug. Totdat het genoeg is. Alle vogels vliegen op hetzelfde moment weer op en verdwijnen hoog boven het oerwoud uit het zicht om niet meer terug te keren. Het is klaar.

Het is geweldig om dit zeer bijzondere verschijnsel te mogen meemaken. Van ver weg komt de mens en weet door te dringen tot dit pure stukje natuur. Een soort ‘ geheim van de jungle’. We mochten getuige zijn van iets exclusiefs en wat ons betreft blijft het ook zo (kleinschalig). We zitten nog even na, we ontbijten hier en stilletjes lopen we dan over het bemodderde eiland weer terug naar de boot.