Argentinië

Reisgids

Nieuws

Beste reistijd

Regio's en steden

Foto's

Praktisch

Argentinië image

Argentinië

Argentinië
Zuid Amerika
Lione Kolsteren

Naar het einde van de wereld

We rijden al enkele dagen door Patagonië. De “desierto”, de woestijn, noemen de Argentijnen dit gebied, dat de hele onderste helft van Argentinië (en Chili) beslaat. Een gebied waar je volgens hen niets te zoeken hebt. En dat doen de Argentijnen dan ook niet.

Het complete niets. Ik snuif iedere meter op als we voortrazen over de vlakte, die bedekt is met puin uit de Andes en met steppegras. Patagonië. Leeg, woest en onmetelijk land. De eeuwige wind die blaast. Tijd en plaats lijken niet meer te bestaan, als ik achter me de horizon zie wegschuiven en voor me precies hetzelfde zie. Niets doet hier aan leven, aan de bewoonde wereld, denken: af en toe een schaap (wat doen die hier?), een wegspringende guanaco of een overvliegende condor. Honderden kilometers glijden weg en nog honderden te gaan.

Hoewel het een optie is om sommige stukken vliegend te overbruggen, hebben we er bewust voor gekozen om de lange weg naar beneden kilometer voor kilometer af te leggen. Eindeloze kilometers waar geen einde aan lijkt te komen, maar waar wel degelijk een einde is. Het einde van de wereld. Ons ultieme doel. Voor deze reis dan.

Als kind sprak het einde van de wereld, Vuurland, en ook Patagonië, tot mijn verbeelding. Met rode koontjes op mijn wangen van de slaap verdwaalde ik ongemakkelijk onder het leeslampje in de boeken over deze verre spannende werelden, waar je eigenlijk nooit zou kunnen komen. Onbereikbaar ver weg. Vuurland, alleen de naam al had iets magisch. Alsof sprookjeslanden ook echt bestonden.

Patagonië sprak niet alleen tot mijn verbeelding. Avonturiers, gelukszoekers, immigranten. Uit heel Europa begonnen ze iets meer dan honderd jaar geleden toe te stromen. Hier was ruimte, hier was genoeg land. Kiest u maar uit. Ruimte voor de schapen, wol werd de sleutel tot een nieuw hopelijk succesvol bestaan.

De moderne mens is visueel ingesteld op verscheidenheid in wat we zien, variatie, markante punten, verandering, opvallende zaken. In het complete niets blijven mijn ogen hiernaar zoeken. Maar alle struikjes zijn hetzelfde, de horizon blijft hetzelfde. Het is eindeloos, dor en schraal. De wind blaast, de wind huilt. Zonder onderbreking.

Ik bedenk me hoe het moet zijn geweest voor de arme immigranten in de 19e eeuw. Maandenlang op een boot voor de overtocht over de oceaan, en dan weken lang zwoegen door dit onbekende genadeloze land met hun huifkarren en hun schamele bezittingen. In Europa hadden ze niets, hier was niets, maar wel de hoop op iets. In deze eindeloosheid besluiten om te stoppen, een huisje te bouwen, wat schapen, en dan maar zien.

De ongenadige snoeiharde ijswinden in de winter, de wind die van alle kanten komt en alle gedachten wegblaast. Overleven was het motto. Het lukte aanvankelijk, maar tegenwoordig is er weinig meer over van de schapenteelt. En verdwenen ook de mensen. De natuur gaat hier zijn gang, zoals die dat al miljoenen jaren gewoon is te doen. De mens is hier slechts een voorbijganger.

De kaarsrechte weg gaat maar door. We zien veel van Patagonië, want aan de randen van deze onmetelijke steppe is wel degelijk genoeg te zien, wat onze ogen aan het werk houdt. De Andes, overweldigende bergen, ijsvelden, meren, stadjes als El Calafate, El Chalten, natuurpark Torres del Paine. Maar na Puerto Natales, als we de Baai van de Laatste Hoop achter ons laten, alsof er geen hoop meer is, verdwijnen we - in onze nietigheid - weer in het volkomen niets. De weg naar het zuiden gaat door. Op naar het einde. Er lijkt geen einde aan te komen. Ik begin te twijfelen of die onderkant van de aardbol echt bestaat.

En dan steken we over naar Vuurland. Tierra del Fuego. Dat klinkt al wat magischer dan wat wij er als Nederlanders van maken. Het uiterste puntje van Zuid-Amerika, waar stormen vele schepen op de kust liet stuk slaan, waar niemand woonde en waar geen mens ooit kwam. Waar de Indianen desondanks overleefden.

Het moet verschrikkelijk hard geweest zijn, het leven hier. Gekleed in dierenhuiden, met moccasins aan de voeten, moesten zij stormen, ijs, regen, sneeuw doorstaan. Lange sterke mannen, waar de eerste Europeanen bang voor waren. Ze hebben het niet overleefd. Ook hier hebben de Europeanen - in hun ongebreidelde drift om alles te veroveren en om over alles te heersen - hun werk niet halfslachtig gedaan. Er is geen Indiaan meer over.

Ook op Vuurland lijkt er geen einde te komen aan de weg. Maar dan, na de laatste bergrug, daalt de weg eindelijk over een lang uitgestrekt stuk naar de zee, naar Ushuaia. De zuidelijkste stad op aarde. Als de regen- of hagelbuien over de stad stormen geeft dat een haast onwerkelijke sfeer. De bomen van Vuurland staan bijna in een hoek van 90 graden, door die altijd beukende wind. Het schijnt de 50.000 inwoners van de stad niet te deren. Ushuaia is een bedrijvige stad. Er moet gewerkt en verdiend worden.

We rijden van Ushuaia 80 kilometer naar het oosten. We gaan met een zodiac over het Beaglekanaal naar Isla Martillo. Een eiland onder Vuurland. Als we aanmeren worden we opgewacht door pinguïns. Verbaasd, maar niet uit het veld geslagen, kijken zij ons aan.

Het einde van de wereld is een relatief begrip. Kwestie van hoe je de wereldbol vasthoudt en er naar kijkt. Het kan het noorden van Groenland zijn, Kamchatka, Nieuw-Zeeland. Maar als je de wereld plat op een kaart tekent, is dit wel het zuidelijkste puntje van alle continenten, Antarctica uitgezonderd.

We zijn van het continent Amerika af. Voorbij het einde van de wereld. Nederland is verder weg dan ooit. Hier is het ruig, prachtig en puur. Het einde van de wereldgevoel dat ik krijg klopt met mijn beeld van 50 jaar geleden. Het onbereikbaar geachte toch bereikt. Het is bijna onwerkelijk. De striemende regen is opgehouden en de doorbrekende zon zet dit totaal stille eiland in de prachtigste kleuren groen. Hier wil je eigenlijk nooit meer weg.