Op een vijftiental kilometer ten noordoosten van de hoofdstad Phnom Penh ligt het eiland Kho Dakh, pal midden in de Mekong. Het eilandje, door Cambodjanen die een mondje Engels machtig zijn vaak simpelweg ‘Mekong Island’ genoemd, is bekend om zijn wevers.

En weven, dat kunnen ze. Wanneer je door de zanderige banen rijdt, hoor je van onder bijna elke paalwoning het getik van een weefgetouw weerklinken. Of het zachte gepiep van een heen en weer wiegende hangmat, het hangt ervan af. De bewoners halen alles uit de kast – letterlijk en figuurlijk – om toch maar een fraai stukje zijde aan de man te brengen. Een sjaal kost er ongeveer 3 dollar, dus er is weinig reden om je niet te laten gaan.

Helemaal aan de noordkant van het eiland is een aangenaam stukje strand, waar je zalig kan dutten in minieme hutjes van palen en stro.

Kho Dakh is bereikbaar per boot vanuit Phnom Penh, maar ook de fietstocht er naartoe is al een bijzondere belevenis. Parallel met de Mekong loopt een soort expressweg. Maar zodra je de Phnom Penh uit bent, kun je ook rechts inslaan, waarna je op een zalig straatje naast de Mekong terechtkomt. Al snel wijken de opdringerige kreten als ‘you wanna buy this?” voor amicale ‘helloes’. Houd je klaar om te zwaaien naar elk kind dat je weg kruist. En dat zijn er een pak. Wanneer mijn vriend en ik stopten bij een kleine kroeg om er iets te drinken, kwam een buur ons enthousiast de hand schudden. Ter hoogte van het eiland kun je een veerpont nemen naar Kho Dakh. Persoonlijk vond ik dit een bijzonder boeiende daguitstap.