Noord Trujillo

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Noord Trujillo image

Noord Trujillo

Noord Trujillo
Peru
Lola

Go where the locals are

In Ecuador ontmoet ik de Amerikaanse Jenny en de Nederlander Marcel. Zij willen net als ik naar Chachapoyas en de ruïnes van Kuelap in het nog tamelijk ongerepte noorden van Peru. We besluiten samen te reizen. Vanuit Vilcabamba wacht ons een avontuurlijke tweedaagse bergrit over grotendeels onverharde wegen, via de afgelegen en weinig gebruikte grenspost la Balsa. Op ongekende afstand van de platgewalste paden, blijkt al snel...

Ver voor zonsopkomst maken we ons zwijgend op voor de zes uur durende busreis richting Zumba, waar moeten we overstappen op een ranchera: een halfopen truck/bus met houten bankjes, die ons in tweeënhalf uur naar de grens zal rijden. Terwijl de bus de ruwe duisternis trotseert en stuiterend langs steile bergruggen en gapende afgronden in het donker tast, vind ik feilloos het pad naar dromenland. "Dat jij kunt slapen op zo'n belabberde weg", zegt Marcel verbaasd als ik me uitrek en constateer dat het al licht is. "Zonde, je hebt heel wat moois gemist." En inderdaad, de daaropvolgende uren flirt het ongepolijste berglandschap onophoudelijk met mijn ogen. Weelderig en tropisch. Robuust en ongenaakbaar. Een woest aantrekkelijke combi; ik ben op slag verliefd.

In Zumba moeten we een paar uur wachten, dus gaan we op zoek naar een eettentje. De treurige aanblik van de grauwe, aftandse huizen is weinig hoopgevend. Op een enkele tussen het vuil scharrelende dorpeling op leeftijd na zijn de straten nagenoeg verlaten. Maar dan barst uit het niets de hel los en is de hoofdstraat plotseling vergeven van de rondrennende kinderen in zwaar vervuilde schooluniformen. We zien een deel van hen een zaakje inschieten en onder het motto 'go where the locals are', besluiten we hun voorbeeld te volgen. Ik open de krakende, verweerde deur en stap over de half vergane drempel een smoezelige ruimte binnen. "Hola!", roept een broodmager omaatje vanuit de piepkleine keuken. "Pollo? Tres?" Ze lacht haar donkerbruine tanden bloot. We knikken. Kip dus, drie maal.

Tien paar glinsterende oogjes volgen ons nauwgezet wanneer we als ware backpackers onhandig tussen de plastic, met etensresten besmeurde tafellakens manoeuvreren richting het laatste onbezette tafeltje. Als bij toverslag verschijnt het grijze dametje met drie dampende kommen soep en een kan fluorescerend oranje limonade. "Gracias", mompel ik terwijl ik het loeihete kommetje aanneem. Ik neem voorzichtig een lepel van het waterige soepje en spoel de smaak van zeepsop weg met een slok mierzoete limonade. Mijn blik verstart. Tijdens het doorslikken bedenk ik dat we er vergif op kunnen innemen dat de siroop is aangelengd met ongezuiverd water. En met het leegdrinken van het glas zou ik dit een soort van doen, dus dat raak ik niet meer aan.

Er verschijnt een schaal met in vette curry-smurrie drijvende stukjes voedsel. Ik schep een muizenhapje op mijn bord en wacht geduldig tot iemand me voorgaat in de eerste hap. "Is this really chicken?", vraagt Jenny ontzet. "It tastes like a month's old fish!" Met frisse tegenzin breng ik het bejaarde visje naar mijn mond en laat mijn vork onmiddellijk weer zakken. "And it smells like dog!", verklaar ik met een blik vol afschuw. Om ons heen stijgt gegrinnik op. Marcel wenkt het bruin getande omaatje. "La cuenta, por favor", zegt hij resoluut. Ze brengt enigszins beteuterd de rekening, maar weet desondanks een glimlach te produceren als ze vraagt of het gesmaakt heeft. "Si, pero no tenemos hambre", stamel ik. We hebben geen honger? We barsten ervan!

Zodoende slaan we bij een stoffig kruideniertje een voorraad repen en koekjes in, die bij het aanbreken blijkt te stammen uit vervlogen Inca-tijden. Zodra ik de muffe smaak heb geproefd, is mijn hongergevoel als sneeuw voor de zon verdwenen. Dat is maar goed ook, want halverwege de rit naar de grens kotst een krijsend kind de hele ranchera onder. Ik vraag me in stilte af waar het arme jochie geluncht heeft. De zure lucht is werkelijk niet te harden. Godzijdank bereiken we een uurtje later de grensovergang, waar we eerst een exitstempel halen.

Mijn ingevulde immigratieformulier? Oh-oh, die heb ik niet meer... De douanier haalt zuchtend zijn schouders op, wijst met norse blik naar een stapeltje lege formulieren en maant me te gaan zitten. Even later wandel ik gewapend met een kersvers formuliertje de grens over. Daar staan collectivo’s (gedeelde taxi’s) te wachten en nog voordat we naar het immigratiekantoortje lopen, liggen onze tassen tezamen met een kakelende, kronkelende jutezak al in de taxi. Niemand die acht slaat op de inhoud van de bagage. Ik doe dat wel en vraag me af hoe die kippen de rit in de kofferbak zullen overleven. Prompt verschijnt het bazinnetje met een heggenschaar en knipt een gat in de zak. Aha. Zo dus.

Bij de immigratie werpt een vrolijke douanebeambte een vluchtige blik op mijn paspoort. "Aaaaaaaaaaaaaah, Holandaaaaaaaaaaa! Mucha leche!", roept hij breedlachend uit. Ja, ja, heel veel melk in Holland, we verzuipen er bijna in. "Siiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii", antwoord ik enthousiast. Hij overhandigt glunderend mijn paspoort, steekt een klamme hand uit en drukt onder het uitroepen van talloze afscheidskreten stevig de mijne. Hierna duurt het nog een eeuwigheid alvorens de taxichauffeur begrijpt dat zes mensen achterin toch echt niet gaat lukken. Drie taxiuren en een klapband later arriveren we dan toch bij onze overnachtingsplek San Ignacio, een lawaaierig stadje bekend om zijn koffie van de nabijgelegen plantages. Het blijkt de smerigste drab ooit. Briljant lokkertje na zo'n pittige reis, dat dan weer wel.

Na een korte, onrustige nacht nemen we een minibus naar Jaen. Hier moeten we overstappen op een collectivo, die na uren zoeken en vragen nog steeds onvindbaar blijkt. Ik speur naar backpackers die het misschien zullen weten, maar realiseer me dat in dit hele avontuur nog geen backpacker is voorgekomen. Ik wilde ongebaande paden? Nou, die kan ik krijgen! Maar geduld bewijst eens temeer zijn schone zaak en met drie overstappen bereiken we 's avonds via een hobbelweg vol gaten onze eindbestemming: het verrassend leuke Chachapoyas. Glimlachend om dit authentieke staaltje afzien kruip ik later onder de wol, in afwachting van de ruïnes van Kuelap die voor me liggen.