Potosi

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Potosi image

Bange uurtjes in de zilvermijn

Potosi
Bolivia
Sidonius

Bange uurtjes in de zilvermijn

We brengen een bezoek aan de zilvermijn El Cerro Rico, het is 26 juli 2000. Hoewel, de zilveraders zijn al lange tijd uitgeput en er wordt nu vooral nog tin en lood uit de mijnen gehaald. Men blijft echter hopen op het vinden van nieuwe zilveraders. De mijnwerkers werken onder barbaarse omstandigheden, ook nu nog. Voor we naar de mijn gaan, doen we inkopen om aan de arbeiders cadeau te geven: frisdrank, sigaretten, cocablaadjes, dynamietstaafjes, mineraalwater. We krijgen allemaal een mijnwerkers outfit aan: gele plastic jas, rubber laarzen, een helm en sommige van ons ook een koplamp op de helm. Met een gids gaan we naar de mijn. We delen eerst onze inkopen uit aan de mijnwerkers. De cocablaadjes worden verdeeld en de mannen stoppen ze in hun petten of direct in hun mond. Vrijwel alle mijnwerkers hebben een dikke bolle wang, hetgeen verwijst naar de bult cocablaadjes achter hun kiezen.

We gaan de mijn in. De ingang is traditioneel besmeurd met lamabloed, dat moet de mijnwerkers beschermen tegen gevaar. We lopen diep gebukt een lange, donkere gang in, rechtop lopen is niet mogelijk. Er is geen elektrisch licht. Af en toe horen we veel lawaai, en dan moeten we ons snel tegen de mijnwand aandrukken om een mijnwagentje te laten passeren. Die wagens worden met de hand getrokken en geduwd over een krakkemikkige rail die vol stof, zand en stenen zit. Een wagen vol delfstof weegt 800 kilo!

We komen bij ons hoofddoel: een bezoek aan de mijnwerkers in actie. Die bevinden zich echter 60 meter dieper de mijn in. Daar kun je alleen komen door je op je rug door een supersmalle en lage tunnel te laten glijden, diep door het stof, en maar af te wachten waar je dan uitkomt. Het wordt warmen en warmer. Aanvankelijk ben ik wel van plan om mee te gaan ‘naar beneden’, maar de meeste reisgenoten durven niet. N. laat zich als eerste vallen en glijdt een stuk de tunnel in. Het ziet er heel eng uit, ze hoest en proest van het stof en komt vast te zitten. Ze durft niet verder en keert met moeite omhoog klauterend terug. Dan weet ik genoeg; mij te link. Uiteindelijk gaan er maar twee moedige durfals met de gids mee naar beneden verder de mijn in. Wij wachten wel. Dan maar geen held. De gids gaat met J. en M. verder en laat ons achter in de mijn. Wij zien intussen diverse mijnwerkers langskomen met een juten zak vol tin- of looddeeltjes over de schouder. Die worden geleegd op een centrale plek. Een paar keer komt met veel geraas een mijnwagentje langs. Het is loodzwaar werk en de mannen vragen ons om water of frisdrank.

Het wachten op de terugkeer van onze gids en de twee dappere jongens zou een half uurtje duren, maar het wordt wel een uur. Een benauwd uur. Op een gegeven moment begint het in een gang vlak bij ons te sissen alsof er gas ontsnapt, en dikke stofwolken komen uit de mijngang in onze richting. Er wordt geroepen dat er vonken te zien zijn en er hangt een schroeilucht: kortsluiting? Wat moeten we doen? Er dreigt paniek uit te breken in de groep, we kunnen geen kant op. Een andere groep mét gids vlucht een andere mijngang in en reageert niet op ons. De mijnwerkers die met hun zak delfstof op de rug langskomen zien er echter onaangedaan uit en dat stelt mij gerust. Als er echt iets mis is zullen zij toch wel iets doen? Op onze vraag wat er aan de hand is reageren ze vrij laconiek: niets aan de hand. Maar geen van ons spreekt Spaans, zouden ze onze vraag wel goed begrepen hebben?. Het gesis houdt aan maar er gebeurt verder niets. Het lijkt gewone lucht te zijn dat uit een geknapte rubber slang ontsnapt. Die slangen voorzien de mijnwerkers van ‘frisse lucht’ en zuurstof. Na enige tijd houdt het gesis op, er zijn mannen bij die de slang repareren. Dat stelt ons wel gerust, maar we voelen ons pas echt weer beter als de gids eindelijk terugkomt met J. en M. die volkomen onder het stof zitten en lijkbleek zien. Zij vertellen dat het inderdaad nogal heftig was beneden. Een ervaring om nooit te vergeten, maar ook niet voor herhaling vatbaar. De mijnwerkers werken bij 45 graden Celsius in een zeer stoffige atmosfeer, niet om uit te houden.

We gaan weer terug door de gang waarlangs we ook gekomen zijn, en waaruit de stofwolken op ons afkwamen. Het hangt nog steeds een brandlucht en er blijkt inderdaad kortsluiting te zijn geweest. Men is bezig met de reparatie. We bezoeken het mijnwerkersmuseum aan het begin van de mijningang. We krijgen uitleg over de diverse (edel)metalen die hier gedolven worden en over de geschiedenis van de mijn. Vroeger mochten vrouwen hier niet worden toegelaten, maar tegenwoordig zijn er ook vrouwelijke mijnwerkers. De meeste arbeiders werken voor zichzelf; ze proberen dan ook zo lang mogelijk in de mijn te blijven zonder eten of drinken. Hoe meer ze delven, des te hoger hun inkomsten. Het is schrijnend. De cocablaadjes dienen ervoor om geen gevoel van honger of dorst te krijgen, de coca verdooft het spijsverteringsstelsel. Het voelt dubbel dat wij aan deze ongezonde situatie hebben meegewerkt door cocablaadjes uit te delen, maar de mijnwerkers zijn er heel blij mee.

Zeer onder de indruk verlaten we de mijn. Blij dat we weer buiten staan, een leerzame ervaring rijker.


Foto's

8dbc2.jpg
8dbc2.jpg
Sidonius