De zoetheid van niets doen image
Lkoedam

De zoetheid van niets doen

De echte Italiaan kent het: dolce far niente , de zoetheid van het niets doen. Wij willen die graag hier op Sardinië ervaren. Maar het landschap vraagt erom te gaan fietsen, hiken en lekker bezig te zijn. Gaat het ons wel lukken om die zoetheid zelf te proeven?



Heerlijk kajakken in de baai van Orosei (Foto: Columbus © Louise ten Have)



Dit had ik niet verwacht. ‘We zitten toch in Italië?’ zeg ik tegen Matthijs.  Na tien minuten geleden een slang op de weg te hebben gezien, zitten we nu naar een schildpad te kijken die de weg wil oversteken. Ik had me na twee spannende Columbus-reizen in Afrika ingesteld op een eenvoudig tripje, zónder slangen of andere exotische verschijningen. Maar op onze route van de luchthaven van Olbia naar het zuiden zie ik voornamelijk een glooiend landschap met rotspartijen die welhaast Afrikaans over- komen. Tel daar de slang en de schildpad bij op en je zou toch bijna  denken dat we niet in Europa zitten. Nou ja, gelukkig zijn de slangen op Sardinië niet giftig. Met nog een stukje gras in de mond schuifelt de schildpad vastberaden op ons af, richting de berm. Onverschrokken laat hij zich van dichtbij bekijken, zonder zich terug te trekken in zijn schild. Zou hij weten dat  hij snel naar de overkant moet voordat een racende Italiaan over hem heen rijdt?  Uit de berm pluk ik een paar stengels lavendel. ‘De auto zal een week heerlijk geuren,’ zeg ik tegen Matthijs. De bermen staan vol met wilde rozemarijn, lavendel, rode en paarse papaver en paarse distels. Kuddes schapen staan dichtbij elkaar tussen grillige kurkbomen, alsof ze elkaars warmte willen opzoeken. We rijden verder naar het zuiden, via kleine, smalle weggetjes en nog smallere onverharde weggetjes om het echte Sardinië op te snuiven. 



Het land van de herders



De mannen van middelbare leeftijd in het dorp Orgosolo, op zeshonderd meter hoogte in het Supramonte-gebergte, komen nogal nors over. Verdeeld in kleine groepjes vertellen ze elkaar verhalen op de terrasjes van het plaatsje, maar het lijkt alsof ze boos zijn. Dat is niet wat ik gewend ben van Italiaanse vastelanders, van wie de handgebaren en  intonatie wat meer op een spel lijken. Anders is het bij de groepjes oude mannen van het dorp. Daar lijkt die stoere houding niet meer nodig. Gemoedelijk spelen ze jeu de boules op het dorpspleintje en zitten ze op een bankje bij een van de vele muurschilderingen lekker niets te doen. Antonio is een van deze mannen. Hij wijst naar zijn vrienden die iets  verderop op een bankje zitten. ‘Dolce far niente,’ zegt hij en wij knikken want kennen de betekenis. De zoetheid van het nietsdoen lijken de oudjes hier inderdaad goed te kennen. Niet achter de geraniums blijven zitten maar altijd buiten met vrienden zijn. Maar dan vertelt Antonio ons dat er weinig werk is. Dat zal wel de reden zijn waarom hier ook zo veel jongemannen de hele dag buiten hangen. Hoe mooi Sardinië ook is,  hier geboren worden kent duidelijk zijn uitdagingen. Niet iedereen zal kunnen vertrekken om een beter leven voor zichzelf te creëren op het vasteland of in een ander land, en dan moet je het doen met wat er is. Je wordt dan bijvoorbeeld boer. Of visser. Of herder. Of je gaat in het toerisme werken. Heel veel andere mogelijkheden lijken er niet te zijn. En al helemaal niet in dit deel van het eiland.