Annapurna

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Annapurna image

Annapurna

Annapurna
Nepal
Nienkekrook

Dagboek van een Berggeit

11 Dagen een berg van ruim 4000 meter trotseren, dat is geen activiteit waar ik me normaal gesproken enthousiast voor inschrijf. Ik ben namelijk niet zo van de beweging. Tijdens het traplopen ga ik het liefst op de helft even zitten en als de afstandsbediening te ver weg ligt, blijf ik gewoon kijken naar een stom tv-programma.
Van alle sporten die er bestaan, begrijp ik alleen het Formule-1 racen (daar kun je bij zitten) en Darten (je beweegt slechts je arm en drinkt na iedere ronde bier) en de laatste keer dat ik zelf aan sport deed was op de middelbare school.
Toch besloten we tijdens onze Nepal-reis dat het misschien 'grappig' was de Annapurna South tot het Base Camp te beklimmen. Ja, want het zou niet zwaar worden. Ik hoor het ze nog zeggen.

Op de vertrekdag bleek onze drager Rishi een kop kleiner dan onze rugzak. De angstige blik in zijn ogen en het feit dat wij wandelschoenen droegen waarmee we waarschijnlijk rechtop tegen de berg omhoog konden lopen en hij een paar afgetrapte gympen en een tasje met alleen een tandenborstel droeg, maakte het moment niet minder ongemakkelijk.
Het leek me niet onwaarschijnlijk dat hij zijn balans zou verliezen, met bepakking en al in een ravijn zou kletteren en dat we genadeloos aan de natuur zouden zijn overgeleverd. Onze SAS Survivalgids op zakformaat (een afscheidscadeautje), zou misschien wel eens goed van pas komen.

Het bleek dat we onze kleine vriend een beetje onderschat hadden. Hij vertelde dat hij al sinds zijn 17e tassen de berg op sjouwde en zijn tempo lag een stuk hoger dan wij fysiek aankonden.
Als hij aangaf dat een bepaald stuk een kwartier zou duren, kwamen we veertig minuten later aan. Als hij zei dat de weg 'a little bit up' zou lopen, snakten we bovenaan de berg naar zuurstof. En zo betekende 'we're almost there' dat we eerst nog een slingerende touwbrug, 536 stenen trappen, een karavaan passerende ezels, een diep dal, woest stromende rivier en een klim uit het dal moesten trotseren, tot we 400 meter in hoogte geklommen waren. En dan waren we in 'Lower Ghorepani', terwijl ons guesthouse in 'Upper Ghorepani' lag, natuurlijk.

Dagelijks liepen we 4-7 uur, meestal op ons eigen tempo. Schokkend was te ontdekken dat ik hetzelfde loopritme blijk te hebben als een 59-jarige Chinees, die we onderweg tegenkwamen en zich bij ons groepje voegde.
Zijn gids, Pradeep, liep de hele dag te zingen en maakte ons bang met verhalen over doodgevroren, vermiste en vermoordde toeristen, wilde beren, tijgers, lawines en al het andere dat ons een minder goede dag zou bezorgen. We kregen -Als Nederlanders- al snel de bijnaam 'the chickens', omdat we er om bekend staan nergens tegen te kunnen (hoogte niet, sneeuw niet en slaan daarom zodra het boven de 2500 meter komt dan ook met bosjes tegen de vlakte). Pradeep sprak ons moed in en beloofde dat we bij het bereiken van de top niet langer 'the chickens', maar 'the mountain goats' zouden heten. Die titel zouden we wel moeten verdienen.

De route was adembenemend. Groene heuvels, zandwegen, kronkelpaden, over wankele (touw)bruggen en dwars door de Rodondendronbossen, met in de achtergrond besneeuwde bergtoppen en vrolijk gekleurde gebedsvlaggen, lopend door gletsjergebieden en over ijsblauwe rivieren. Wel was het elke dag een ware uitputtingsslag om van het ene bergdorpje naar het volgende te gaan.
Als we tegen het eind van de middag zwetend en hongerig aan kwamen strompelen, hadden we wel het idee een mijlpaal verzet te hebben. Op dag 5 had ik voor het eerst het gevoel niet op het punt van overlijden te staan na een flinke beklimming en begon er zowaar de lol van in te zien. Tot we bij de laatste klimdag aankwamen.

Een berg oplopen is zwaar, maar een berg met sneeuw geeft weer een nieuwe dimensie. De 7e dag begon met 554 meter stijging. Eerst over een snelstromende rivier met gletsjerwater, lopend over enorme rotsen, langs krakende wanden (waar Pradeep vertelde dat er in 2005 een lawine naar beneden was gekomen die een klimmer doodde), over nauwe richels tot aan het Machapuchare Base Camp op 3700 meter. Tot aan dit punt had ik al hardop geroepen of we de komende vakantie alsjeblieft gewoon met een bus naar de Spaanse kust konden, maar toch had ik de kracht gevonden nog even vol te houden. En toen startte de laatste etappe.

Toen we gingen lopen was de lucht blauw met een zonnetje, maar nog geen 100 meter verder trok de lucht dicht en vielen er sneeuwvlokken. Er ontstond zo'n dichte mist dat we niets meer zagen en dan is 2 uur lopen (aangegeven tijd) lang... heel lang. Geen richtpunt, nauwelijks andere mensen en stappen die per minuut langzamer gingen. Op een gegeven moment zag ik het niet meer zitten, gooide mijn stokken weg en liet me moed inspreken om niet op mijn gat te gaan zitten wachten tot ik een sneeuwpop geworden was. Mijn vriend sleepte me mee en na drie uur lopen zagen we pas het begin van het Base Camp.
Na een laatste heuvel (nog eens twintig minuten) knipperde ik even: toch echt bekende gezichten! We kregen applaus en werden verwelkomd met knuffels en warme chocolademelk. Mij kon je op dat moment opvegen en de tranen rolden over mijn wangen, precies zoals je de helden in films altijd ziet doen nadat ze de wereld gered hebben en met een baby in hun armen uit een vulkaan stappen (een vergelijkbare situatie dacht ik zo)

Het behalen van de top gaf ons zo'n energie-boost, dat we in vier dagen naar beneden knalden. Op de laatste wandeldag was ons verlangen naar een douche, wasserette en een stevige maaltijd zó sterk dat we nog voor de lunch het eindplaatsje Phedi bereikten. Het was even een schok om weer verkeer te horen en met toch wat pijn in het hart namen we afscheid van de bergen. We waren terug in de bewoonde wereld. Maar niet meer als kip. Wij bleken heuse berggeiten geworden. En we zijn er trots op. Mèèèèèèèèèh!