Shan

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Shan image

Shan

Shan
Myanmar
Lione Kolsteren

Deining aan de Ayeyarwady

Uiteindelijk besluiten we om alles maar uit te delen. We kunnen er niet meer om heen, willen we ons vege lijf nu nog redden. De dames zijn dolgelukkig en glimmen van oor tot oor. Maar hiermee is de rust bepaald nog niet teruggekeerd.

We rijden vroeg over de nieuwe brug het chaotische Mandalay uit. De sfeer verandert van het ene op het andere moment radicaal: het is weer terug in de tijd. Rust. Landerige dorpen. Krakende en piepende ossenkarren. Vrouwen met manden en bossen hout op het hoofd.

In een klein eenvoudig dorpscafé drinken we iets waarvan we niet weten wat het is, maar dat als koffie is besteld. Het is alsof we ons in een scène van een avonturenfilm bevinden. We zijn de enige westerlingen en worden van alle kanten bekeken, zoals wij onze ogen uitkijken en genieten van deze totaal andere wereld. Mannen in hun wikkelrokken zitten op een laag bankje rond een tafel. Wij zitten aan een andere tafel, ook op lage bankjes. Aan een derde tafel zitten monniken. Het is hier kijken, en bekeken worden. Kinderen en volwassenen staren ons langdurig aan. Wandelend door het dorp, klinkt achter donkere ramen “bye-bye” (bedoeld wordt: “hello”).
Wij zien ze niet, zij zien ons wel.

Even vóór Monywa willen we de Sambuddha-Kat-Kyawpagode bezoeken. Plotseling komt een militair uit een in de grond gegraven put (!) omhoog en loopt met zijn geweer vooruit gericht op onze auto af. In jonge, en waarschijnlijk nog niet zo standvastige, militairen met een geweer moet je doorgaans niet al te veel vertrouwen hebben, hebben we wel eens begrepen. Wegwezen, is onze eerste gedachte.

Maar onze chauffeur wordt hier niet koud of warm van. Hij begint rustig uit te leggen, dat we naar de pagode willen. Het is een discussie waar wij niet eens over denken om hem te beginnen. Welk staatsvoorschrift hebben wij –onbedoeld weliswaar, maar leg dat maar eens uit – overtreden? En welke straf staat daar hier op? Er komt een tweede militair aanlopen. Onverstaanbare zinnen worden gewisseld. Dan tenslotte verschijnt een dure auto met geblindeerde ramen, die opengaan.

Dit is duidelijk een hoge militair. Hij hoort het ‘probleem’ aan, neemt de twee buitenlandse inzittenden vriendelijk maar streng op, en komt na een lange stilte met zijn oordeel: “Niet doorrijden, niet stoppen”. Onze chauffeur lost dit onmogelijke dilemma op door om te keren en snel weg te rijden. Pottenkijkers niet toegestaan vandaag. De volgende dag zien we op het journaal dat de legerleiding die dag de pagode heeft bezocht. Ze doen niet anders: lintjes doorknippen, kijken hoe de bouw van een weg vordert (nauwelijks dus) en tempels bezoeken, want ook deze machthebbers blijven Boeddhisten.

In Pakkoku stoppen we bij de rivier. Hier ligt onze privéboot klaar, die ons in enkele uren over de Ayeyerwady naar Bagan zal varen. Er heerst een gezapige, landerige sfeer als we het smalle weggetje naar de rivieroever oprijden. Niemand te zien. Maar de voor ons onhoorbare tamtam doet zijn werk uitstekend, want er ontstaat al snel een heus oploopje zodra we met onze bagage en spullen uit de auto stappen. Ineens een kluwen mensen om ons heen. Het is duidelijk: toeristen komen hier bijna niet en iedereen wil zijn graantje meepikken uit dit onverwachte maar broodnodige buitenkansje.

Onze tassen worden naar de boot gesjouwd, wel zeven mensen zijn ermee bezig. Dat wil zeggen: zeven dragers (zelfs twee plastic tassen hebben ieder een aparte drager) en een veelvoud hiervan zwermt er om heen, om straks te laten zien dat ze wel degelijk ‘meegeholpen’ hebben. Zelf worden we onmiddellijk ingesloten door vrouwen en kinderen. Wat een ongelofelijke armoede. Gaten en scheuren in hun kleding. Groezelige en gekweld kijkende gezichtjes.

We stappen in het gedrang met moeite in onze boot. Een kordate dame stapt mee de boot in. Zij wil een kleedje ruilen tegen kleding. We hebben uit Nederland kinderkleding meegenomen, ze heeft goed gegokt. Ze vraagt om kleertjes voor haar dochter. Van de tevoren samengestelde pakketjes hebben we nog kleding over voor een kind van 2, een kind van 4 en een kind van 9 jaar. Nu blijken er meer dames interesse te hebben: sterker nog, zij willen allemaal wel zo’n pakketje. Kinderen van 2, 4 en 9 jaar hebben ze ook, knikken ze heftig, ook het kleine oude vrouwtje van zeker 75 jaar dat niet van mijn zijde wijkt, met een blouse die meer gaten dan stof vertoont.

Het wordt een pandemonium. Een chaos van woorden en gebaren. Afgezien van de eerste vrouw hebben de andere dames niets aan te bieden om mee te ruilen. Als Lione dan maar besluit om de kleding weg te geven, reageert de eerste dame verontwaardigd. Ze vindt het niet eerlijk, zegt ze. De andere dames hebben niets om mee te ruilen en zij moet als enige een kleedje afstaan. De kleine dingen tellen hier.

Uiteindelijk besluiten we om maar gewoon uit te delen. We kunnen er door de ontstane opwinding niet meer om heen, willen we ons vege lijf nog redden. De dames zijn dolgelukkig en glimmen van oor tot oor. De eerste dame rent opgetogen de boot af, omdat zij haar kleedje kan houden.

Maar hiermee is de rust bepaald nog niet teruggekeerd. Als we – voor de fooi - vragen wie onze drie tassen heeft gedragen (we rekenen de plastic tasjes met water en dergelijke niet mee), gaan zeker 12 handen omhoog. Kom daar maar eens uit. We zijn dan ook blij, dat we even later varen – het voelt als een narrow escape - en er weer rust is.

De volgende uren genieten we van de stilte op de traag stromende brede rivier. We hebben weer nieuwe energie opgedaan om de volgende uitdaging aan te kunnen: Bagan, dat nu in zicht komt. En voor ‘Bagan’ komt een kleine boot met twee vreemdelingen in zicht.

Op de kade worden slapende koetsiers en taxichauffeurs wakker. Onder de schaduwrijke bomen luierende mannen en vrouwen staan op. Iedereen neemt snel zijn of haar positie in.
Wij ook. We zijn er weer helemaal klaar voor.