Molukken

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Molukken image

Molukken

Molukken
Indonesië
CSmetsers

Onvergetelijke dagen op de Banda eilanden waar ik het paradijs vond en weer kwijtraakte.

Deel 1 van het verhaal over de Banda-eilanden dat u op paginas 54 t/m 62 kunt vinden in mijn boek "Reizen door het echte Bali"
(Deel 2 kunt u op een ander blog vinden)

Wilkey Riupassa, de man van de Banda eilanden (Molukken)

Voordat we naar Sidemen zouden vertrekken wilde ik eerst mijn vriend Wilkey Riupassa gaan bezoeken die een paar kilometer van Taman Lily’s tussen de palmbomen woont in een huisje dat zijn zoon Balto voor hem heeft laten bouwen nadat Wilkey zijn huis en haard op de Banda eilanden in de steek had moeten laten omdat er op de Molukken een oorlog was uitgebroken tussen de moslims en de christenen.
Wilkey Riupassa heb ik leren kennen door Tonja en Willem, een jong stel uit de provincie Zeeland dat ik in de Molukken op het eiland Ambon tegenkwam op het strand van Natsepa bij het dorp Suli.
Toen ik met hen op een veerboot naar het eiland Saparua zat (waar een van hun voorvaderen begraven lag) vertelde Tonja met haar stralende amandelogen mij over de onvergetelijke dagen die zij op de Banda eilanden hadden beleefd.
Mijn interesse was gewekt en een paar dagen later stond ik op het vliegveld van Ambon te wachten op het vliegtuig van Merpati Airlines dat mij naar Banda Neira zou brengen.
Ik wist dat vliegen met Merpati Airlines een hachelijke onderneming is, maar toen ik het kleine vliegtuigje zag dat werd volgetankt door een man in een overall die met een sigaret in zijn mond op één van de vleugels met een slang de tank van het vliegtuig aan het vullen was met kerosine werd ik toch wel een beetje onrustig.
Maar goed…..we vertrokken en even later vlogen we met een wijde boog over de baai van Ambonstad.
Helaas begon op dat moment de motor van het vliegtuigje te pruttelen en daarom moest de gezagvoerder besluiten om terug te keren.
Even later stonden we weer waar we begonnen waren, op het vliegveld van Ambonstad.
De negen passagiers, meer konden er niet in, stapten uit het vliegtuigje en we gingen onder een afdakje zitten wachten tot alles weer gerepareerd was.
Ik had gezien dat in het vliegtuigje de bedrading gewoon bloot lag en daarom was mijn vertrouwen in een goede afloop tot een dieptepunt gezonken.
Maar na lang wachten vertrokken we weer en hingen we na een paar minuten weer boven de baai van Ambonstad.
Deze keer bleef de motor van het vliegtuigje wel goed lopen en konden we gaan genieten van het uitzicht.
Het vliegtuigje vloog heel laag en we konden de kleine vissersbootjes die ronddobberden in het groenblauwe water van de zee onder ons goed zien.
We zagen ook een Pelnischip, een van de oude cruiseschepen die door de Pelni maatschappij zijn opgeknapt voor de dienstregeling tussen de eilanden in Indonesië en elke twee weken het haventje van de lagune van Banda Neira aandoet.
Na een uurtje vliegen zag ik uit het kleine raampje beneden mij zes kleine stipjes liggen in een zee waarvan het water gekleurd was in prachtige kleurschakeringen van blauw, groen en turqoise.
We naderden het eiland Banda Neira en zetten ons schrap voor de landing.
Heel laag vliegend, het leek wel of we in het water gingen landen, bereikte het vliegtuigje van Merpati het begin van de landingsbaan.
Meteen bij de landing ging de piloot vol in de remmen en dat bleek achteraf ook nodig te zijn want we kwamen met gierende banden tot stilstand aan het einde van de landingsbaan, net voordat het vliegtuigje in zee zou hebben gedoken als we waren doorgeschoten…….
Met een zucht van verlichting stapte ik uit het vliegtuig maar wel heel benieuwd wat er op mij te wachten stond.
Dat was een oude auto (misschien wel een van de weinige op het eilandje) die mij naar “Penginapan Like’s” bracht, het pension aan de lagune van Banda Neira dat mij door Tonja en Willem was aanbevolen.
Ik keek mijn ogen uit want onderweg zag ik overal overblijfselen van de koloniale tijd toen de Nederlanders met hun Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) heersten over deze eilandengroep.
Deze eilanden hebben een geschiedenis die doordrenkt is met bloed en onderdrukking.
Meer dan drie honderd jaar lang (van 1602 tot 1936) hebben de Nederlanders deze eilanden leeggeroofd en uitgebuit.
De plantages met nootmuskaat boden hen een geweldige kans om handel te drijven en grote winsten te maken.
Om deze reden landden de schepen van Jan Pieterszoon Coen, die in onze geschiedenisboeken als een held wordt omschreven, op de Banda eilanden en namen het bestuur op een gewelddadige manier in handen.
In de daaropvolgende jaren werden nagenoeg de heel originele bevolking van de eilanden uitgeroeid door de volgelingen van de VOC, van de 15.000 bewoners overleefde maar een kleine 1.000.
In de Nederlandse geschiedenisboeken is bijna niets terug te vinden van deze verschrikkelijke wandaden die in deze jaren door de Nederlanders zijn gepleegd, dat wordt stelmatig verzwegen.
Voor mij is het daarom onbegrijpelijk dat iemand als Jan Peter Balkenende , onze vorige Minister President, roept dat wij de “VOC-mentaliteit moeten nastreven”………………………
Met deze gedachte in mijn hoofd kwam ik bij het groene houten huisje van Wilkey Riupassa en zijn vrouw Kitty aan.