Omovallei

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Omovallei image

Omovallei

Omovallei
Ethiopië
Feije

Een nieuwe wereld

Na een paar dagen bij een Hamar-stam in de Omo-vallei te hebben doorgebracht, is het tijd om terug te gaan naar de bewoonde wereld. Dat is Arba Minch in dit geval, van waaruit ik zal terugvliegen naar de hoofdstad. Het is een rit van een uur of zes. Een 24-jarig Hamar-meisje vraagt of ze een lift mag: haar kinderen zijn haar door de regering ontnomen, zegt ze, en zitten nu in een christelijk kindertehuis niet ver van Arba Minch. Ze heeft ze al die jaren niet meer teruggezien.

Ze spreekt geen andere taal dan die van haar stam - hoewel ze me nog wel duidelijk weet te maken graag met me te trouwen, want de Hamar nemen geen blad voor de mond – maar gelukkig kan ze uitstekend overweg met mijn Ethiopische chauffeur Liza. De twee praten en lachen de uren vol, wat mij de tijd geeft mijn gedachten te laten gaan over de turbulente periode die de bewoners van deze streek momenteel doormaken.

Sinds mensenheugenis hebben zij hier onveranderlijk hun zware leven geleefd. Altijd hebben ze bloot gestaan aan een meedogenloze natuur, met eindeloze perioden van extreme droogte en hitte. En als die natuur je niet fataal werd, dan was er altijd nog wel een andere stam die op oorlogspad was, of de permanente dreiging van levensgevaarlijke dieren, als de leeuw of malariamug. Die extreme hardheid van het bestaan hier, wordt weerspiegeld in de overtuigingen die de mensen erop na houden. Het concept ‘mingi’ bijvoorbeeld, dat zich ongeveer laat vertalen als ‘onzuiverheid’. Wanneer een stamlid een kind baart dat verwekt is door een man van een andere stam, kan het ‘mingi’ worden verklaard. Wanneer bij een baby de eerste tand doorbreekt in de bovenkaak, in plaats van in de onderkaak, kan het als mingi worden beschouwd. Tweelingen kan hetzelfde lot beschoren zijn. En wanneer dat oordeel eenmaal is geveld, is het vonnis onwaarschijnlijk hard: het kind wordt in het veld, of in de rivier aan z’n lot overgelaten. De gedachte is dat ten koste van alles de eigen stam zuiver en sterk gehouden moet worden. Slechts dan is overleven mogelijk.

Maar die manier van leven staat sinds enkele jaren onder druk. De regering in Addis beschouwt alle volken ten zuiden van Arba Minch als primitief. Wilden zijn het, die zo snel mogelijk naar de moderne tijd dienen te worden gebracht. Kinderen die wegens vermeende onzuiverheid geofferd dreigen te worden in het belang van de stam, worden in weeshuizen geplaatst. Maar ook kinderen voor wie dat niet geldt, kan de moeder worden ontnomen. Omdat ze te primitief zou zijn om voor het kind te zorgen. Dat overkwam mijn tijdelijke reisgenote. Maar er is meer dat het dagelijks leven hier in razend tempo doet veranderen. Amerikaanse en Noorse protestanten proberen de bewoners van hun animistische geloof af te brengen. De Ethiopisch-orthodoxe kerk doet hetzelfde, in opdracht van de regering. En niet in de laatste plaats is er de wassende stroom toeristen die de Omo-vallei heeft ontdekt. Zij brengen een beeld van de rest van de wereld met zich mee, een wereld die niet lang geleden nog volslagen onbekend was. En ze betalen grif voor een foto met een stamlid, waardoor die zich ineens bewust zijn geworden van hun commerciele waarde. Niet zelden leidt dat ertoe dat ze zich zo wonderlijk mogelijk uitdossen, in de hoop zo in de gratie van de fotograferende bezoeker te komen. Mursi met een mobiele telefoon in de lip, in plaats van de traditionele schotel: je kunt ze overal tegenkomen.

In Arba Minch aangekomen, drinken we wat in mijn hotel. Onze passagiere kijkt haar ogen uit: deze wereld is volkomen nieuw voor haar, zoveel is duidelijk. Ze kan nauwelijks geloven dat het glas mangosap dat ze drinkt vijftien birr - 70 eurocent – kost. Dat is een vermogen. Ze ontdekt een lichtschakelaar, en vermaakt zich minutenlang met het aan- en uitdoen van de lamp. Dan geeft ze aan dat ze naar de wc moet. Liza begeleidt haar naar de toiletten. “Waar moet ik dan plassen?” vraagt ze. Liza vertelt dat die porseleinen pot daar voor bedoeld is. “Daarop!?” “Dan val ik in dat gat!” Ze giert van het lachen, bij de gedachte dat er blijkbaar mensen zijn die daadwerkelijk hun behoefte doen op zo’n wonderlijke stenen stoel.

Als ze straks weer thuis is, zal ze al die verhalen eindeloos vaak doorvertellen, ongetwijfeld tot groot vermaak van haar stamleden. Daarmee is het zaad gezaaid. Wat er uit zal groeien, dat weet niemand.