Op zoek naar het witte goud van Ethiopië image
Lkoedam

Op zoek naar het witte goud van Ethiopië

In de Ethiopische Danakil-woestijn, een van de heetste plekken op aarde, hakt het Afar volk zout uit een immense vlakte om te overleven. Een spectaculair schouwspel dat jij zelf kunt meemaken. Adjunct-hoofdredacteur Mark Mackintosh legt uit hoe.

Op de vlakte van Asale hakken mannen elke dag zes uur lang zout uit de grond. Foto: Louise ten Have
Op de vlakte van Asale hakken mannen elke dag zes uur lang zout uit de grond. Foto: Louise ten Have (© Columbus Travel 2015)


In het uiterste noorden van Ethiopië ligt een plek van onschatbare waarde: het zoutmeer van Asale. Sinds mensenheugenis wordt hier zout gewonnen en met lange kamelenkaravanen naar het zuiden vervoerd. In de oudheid werd het zout in heel Ethiopië gebruikt als betaalmiddel. Het blijft de belangrijkste bron van inkomsten voor het Afar volk. Om er te komen, moeten we vanaf de vulkaan Erta Ale door het dodelijkste stukje Danakil-woestijn: een lange rij duinen én een vlakte met rul zand waar je met je terreinwagen in één ruk met vol gas doorheen moet racen. Vast komen zitten is geen optie, bevestigt onze chauffeur Tigistu. ‘Niemand kan je hier te hulp schieten. Met standaardproviand houd je het welgeteld twee dagen uit.’ Een uur lang – maar voor het gevoel een eeuwigheid – stuiven onze twee terreinwagens door een niemandsland. Met klamme handjes kijk ik naar windhozen die in de verte opstuiven en de massieve vulkanen waar her en der een flinterdunne aswolk uit stijgt. Pure magie.



De enige regen van het jaar



Toch slaakt iedereen een zucht van verlichting als het dorpje Hamed Ela eindelijk in zicht komt. Hier, in dit armzalige hoopje hutjes en tenten van zoutwerkers op een van de meest geïsoleerde plekken ter wereld, zijn we weer even veilig. En we hebben mazzel: in het laatste, goudgele licht van de dag slingert een eindeloze karavaan kamelen, bepakt met dikke plakken zout, vanuit het dorpje richting de bergketen in het zuiden. We volgen de stoet het dorpje uit, het spoor van zandwolken achterna, en knopen een praatje aan met Ahmed. Hij is een van de vele kamelendrijvers die de hele nacht zullen doorlopen om de markt van het plaatsje Berhale in de ochtend te bereiken. We willen met Ahmed mee, maar opeens pakken donkere wolken samen en lichten bliksemschichten de paarse hemel op. ‘Een zandstorm!’ roept Ahmed. ‘Zoek dekking!’ We rennen terug naar Hamed Ela alsof ons leven ervan af hangt en zoeken onderdak in het hutje van Mohammed Abdul, een arbeider die net terug is van zijn dienst op het zoutmeer van Asale. Precies op tijd. De zandstorm raast over het dorp heen, gevolgd door een regenbui van bijbelse proporties. Mohammed is zichtbaar opgetogen – het is de eerste regen van het jaar, waarschijnlijk de énige regen van het jaar.



Onmogelijk om te overleven



Terwijl buiten de avond invalt en enkel het geluid van balkende ezels tot het hutje doordringt, krijgen we de Ethiopische pannenkoek injera en koffie voorgeschoteld. ‘Dit is de heetste plek van de Danakil’, weet Mohammed. ‘Vanaf april is het vrijwel onmogelijk om hier te overleven – veel vee overlijdt, geen enkele plant houdt stand.’ Hij wijst naar buiten, waar aan de overkant van de straat barakken van het Ethiopische leger staan opgesteld. ‘En als er weer ruzie uitbreekt tussen Ethiopië en Eritrea, zitten wij als ratten in de val.’ Maar Mohammed blijft. Zout, het witte goud, levert een karig maar stabiel loon op om zijn familie te onderhouden. Het is wel de vraag hoe lang nog. Er is onlangs een nieuwe onverharde weg door de bergen naar Berhale aangelegd. De Afar geloven dat het ongeluk brengt geen kamelen te gebruiken om het zout naar de markt te vervoeren, maar anderen denken daar wellicht anders over.



Moeder van Alle Zout



Mohammed besluit ons de volgende ochtend op sleeptouw te nemen naar het zoutmeer van Asale. Hij voert ons eerst langs Dallol – een buitenaards vulkanisch landschap van gifgroene poeltjes en gele zwavelvelden – en naar de Moeder van Alle Zout: een hoopje ogenschijnlijk roestkleurige rotsen die zout blijken te zijn. De Afar geloven dat als deze zoutpilaren ooit verdwijnen of worden vernietigd, het hele zoutmeer zal ophouden te bestaan. Mijn hart slaat een slag over als ik vervolgens op een glinsterend witte vlakte mannen in de grond zie hakken met grote pikhouwelen. Ze werken van zes uur ’s ochtends tot het middaguur in groepjes van vijf of zes, omringd door evenveel kamelen. De grote brokken zout worden bijgehakt tot nette plakken van A3-formaat en aan weerskanten op kamelen gebundeld.



1 euro voor een hele dag zwoegen



Mohammed legt ons een kort rekensommetje voor: op één kameel worden gemiddeld 22 zoutplakken geladen. Één kameel levert de zoutwerkers 50 cent op. Op één dag laadt een groep zoutwerkers gemiddeld tien kamelen en strijkt dus 1 euro de man op. Terwijl de zon razendsnel de hemel in klimt en de zoutvlakte in een fornuis verandert, stroopt Mohammed zijn mouwen op. Hij glimlacht bij het zien van mijn meewarige blik. ‘We doen wat we moeten doen om te overleven’, zegt hij en zwijgt. Ik kijk uit over de zwoegende mensenmassa, de majestueuze bergen in de verte, de lucht die trilt van de hitte. Op het eindpunt van mijn tocht door de Danakil denk ik terug aan de woorden van Gharizah, de dorpoudste die ons aan het begin van de reis begeleidde. ‘Mensen kunnen en zullen overal op aarde overleven. Uiteindelijk is het enige wat telt dat je dat met waardigheid doet.’



Dit artikel is geproduceerd door Columbus Travel (© Columbus Travel 2015)