Het eiland Gran Canaria wordt gezien als het eiland van de eeuwige lente, waar jaarlijks duizenden toeristen naartoe gaan voor zon, zee en strand. In het zuiden is de kust bezaaid met resorts, de een nog mooier dan de andere. Maar ik kan je aanraden om een auto te huren en het eiland rond te rijden. Het zuiden is warm, maar de binnenlanden en de westkust zijn ontzettend mooi. Landschappelijk gezien rij je door 3 soorten gebieden; het dorre en onvruchtbare zuiden, het ruige berg- en vulkaanlandschap in het centrum en het vruchtbare gebied in het noorden. Vanuit het midden van het eiland lopen diepe ravijnen (barranco's) als spaken naar de kust. Aan de monding van de ravijnen vind je vaak mooie stranden, in het oosten en zuiden zwarte (lava)zandstranden en wit opgespoten stranden en in het westen voornamelijk kiezelstranden.

Op de - bijna abstracte - foto zie je een deel van de ruige westkust aan het einde van de dag, waarbij de uitlopers van de ravijnen goed te zien zijn. Het glinsterende water en de grillige silhouetten maken een eenzame indruk op mij. Sowieso kom je aan de westzijde nauwelijks een mens tegen. Er is sporadisch een dorpje en toeristen zijn er niet. Wat een tegenstelling met het drukbevolkte en toeristische zuiden. Zo heerlijk rustig... ik wil weer terug!

Rij vanuit het zuiden (bijvoorbeeld Maspalomas) de snelweg GC-1 richting het westen. De snelweg gaat automatisch over in een bergweg richting het noorden, de GC-200. Deze loopt eerst door de binnenlanden en daarna langs de westkust naar het noorden. Daar komt hij bij Gáldar weer uit op de GC-2, de snelweg die naar de hoofdstad Las Palmas gaat.